In 2015 hebben de 192 lidstaten van de Verenigde Naties – waaronder België – zich ertoe verbonden om 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te realiseren vóór het jaar 2030. Ook de Democratische Republiek Congo neemt deel aan die uitdaging. In mei 2020 heeft het land een rapport uitgebracht waarin de voortgang van de situatie wordt geanalyseerd, en dit in een kritieke context aangezien het land op de 179e plaats (op een totaal van 189) staat van de Human Development Index.[1]
Een verbetering van de armoede?
Hoewel de extreme armoede in DR Congo tussen 2005 en 2012 aanzienlijk is afgenomen, lijkt deze daarna te zijn toegenomen.[2] De oorzaken? De internationale economische situatie, de macro-economische instabiliteit en de aanhoudende conflicten, met name in het oosten, in Tanganyika en Kasaï.[3]
Zelfs voor de regio zijn de armoede-indicatoren er hoog: driekwart van de bevolking leeft er onder de armoedegrens.[4] Dit is een paradox voor een land dat zo rijk is aan grondstoffen. Sommige sociale factoren zijn wel aan het verbeteren – bijvoorbeeld het sterftecijfer van kinderen jonger dan vijf jaar[5], de levensverwachting bij de geboorte[6] en de toegang tot elektriciteit.[7]
Om de structurele uitdagingen aan te pakken besteedt de Congolese staat bijna een derde van zijn begroting aan een programma voor armoedebestrijding. Dit aandeel kent een structurele neerwaartse trend – die de situatie ter plaatse uiteindelijk zou kunnen verergeren.[8]
De strijd tegen voedselonzekerheid
Vergeleken met Afrika en de rest van de wereld, is het slecht gesteld met de voedselzekerheid in Congo. Meer dan de helft (56%) van de Congolezen wordt getroffen door honger – een percentage dat 2,4 keer hoger ligt dan in Afrikaanse continent en 5,2 keer hoger dan in de wereld.[9]
Tussen 2015 en 2019 is het aantal mensen dat lijdt aan acute voedselonzekerheid gestegen van 5,9 miljoen naar 15,6 miljoen, een stijging van 165 procent.[10] Dit zal naar verwachting nog verergeren, gezien de recente conflicten, de natuurrampen (bijvoorbeeld sprinkhaneninvasies) en de verminderde publieke investeringen in de landbouwsector. Chronische ondervoeding heeft nochtans ernstige gevolgen: moeilijkheden op school (1/5de van de schooljaarherhalingen wordt erdoor veroorzaakt), vroegtijdige sterfte (20% van de kindersterfte in DRC wordt erdoor veroorzaakt), enz.[11]
Nog 10 jaar om deze tendens te veranderen?
Caritas International stelt vast dat armoede en voedselzekerheid onaanvaardbare niveaus hebben bereikt voor de bevolking, vooral sinds de coronacrisis. “Het sluiten van externe grenzen en de bewegingsbeperking tussen de provincies hebben geleid tot enorme prijsstijgingen. Die maatregelen hadden tot gevolg dat boeren hun producten niet meer op de gebruikelijke markten konden verkopen”, legt Emmanuelle Henderyckx uit, vertegenwoordiger van Caritas International in DR Congo. Als gevolg daarvan stegen de prijzen voor basisbenodigdheden. In Kinshasa is de prijs van een zak cassave en rijst bijna verdubbeld.
>> LEES OOK: Covid in DR Congo: “We hebben hier al zware omstandigheden meegemaakt, maar nooit zo erg als nu.”
Ter plaatse richten we landbouwcoöperaties op en ondersteunen we de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten. We begeleiden de boeren ook in hun rol als ondernemer – zoals het beheer van de productiestromen, de prospectie voor klanten, de opslag, het transport, enz.
We werken ook al twee jaar in Zuid-Kivu met ontheemde bevolkingsgroepen[12] die we humanitaire hulp aanbieden (distributie van huishoudelijke artikelen en geld om voedsel te kopen op de lokale markten). De armoede treft de bevolking in de oostelijke conflictgebieden, die in handen zijn van gewapende milities, hard.
Dit artikel kwam tot stand in het kader van het MIND-project, dat financiële ondersteuning krijgt van de Europese Unie (DEAR – Development Education and Awareness Raising Programme). De inhoud van dit artikel valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van Caritas International en geeft niet noodzakelijk de mening van de Europese Unie weer.