Zowat 90% van de overwegend rurale en jonge bevolking van Dokolo (57,5% is jonger dan 18 jaar, circa 20% is tussen 18 en 30 jaar oud) is actief in regenafhankelijke landbouw die toegespitst is op gierst, maïs, sesam, bonen, aardnoot en maniok. Ook vee (geiten, varkens, runderen en pluimvee) en vis (tilapia, nijlbaars, meerval) zijn van belang voor het levensonderhoud.
De druk op de natuurlijke hulpbronnen nam de voorbije 20 jaar sterk toe. Het gemiddelde landbouwareaal per huishouden zakte in die periode van 5 tot 2,2 hectare. De vruchtbaarheid van de bodem vermindert door intensief landgebruik en de erosie neemt toe, onder meer door het kappen van bomen om te koken en te bouwen en het openen van nieuwe landbouwgrond. De zich opdringende landbouw bedreigt eveneens de toch al kwetsbare ‘wetlands’ (draslanden), die belangrijk zijn voor de biodiversiteit, de bescherming tegen overstromingen, de aanvulling van grondwaterreserves en de instandhouding van de vispopulatie.
De om al deze redenen reeds lage landbouwproductiviteit en de bijgevolg geringe inkomens van boeren en boerinnen dreigen voorts af te nemen als gevolg van de klimaatopwarming. Oeganda is erg kwetsbaar voor de klimaatopwarming en behoort op dit vlak tot de minst aangepaste landen. De hogere temperaturen en de verminderende en steeds meer onvoorspelbare regenval leiden tot meer frequent en meer langdurige droogtes en kortere regenseizoenen, terwijl ook episodes van extreme regenval vaker voorkomen.