1. Verhoging van het vereiste inkomen
De geplande verhoging van het inkomen tot 110% van het gewaarborgd netto minimum maandinkomen, plus 10% per gezinslid, is buiten proportie. In de praktijk betekent dit dat een vader die zijn vrouw en twee kinderen wil laten overkomen meer dan €2.700 netto per maand moet verdienen.
Net zoals voor veel anderen die aan het begin van hun loopbaan op de Belgische arbeidsmarkt staan, is dit niet haalbaar. Daarnaast is de drempel om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt voor nieuwkomers hoog, zoals bijvoorbeeld ook door de OESO is aangegeven. Zelfs hoogopgeleide nieuwkomers kunnen hier nauwelijks op hun niveau aan de slag.
Bovendien moeten banen voor gezinshereniging “stabiel en regelmatig” zijn, terwijl de jobs van nieuwkomers dat vaak niet zijn. Ook treft deze maatregel mensen die om medische redenen niet kunnen werken, gepensioneerden of personen met een handicap. Het inkomen van deze mensen komt zelfs niet in de buurt van het vereiste bedrag. Ironisch genoeg zijn zij net degenen voor wie familiale steun onmisbaar is.
Gaat dit in de praktijk leiden tot onmenselijke situaties, tegenstrijdig met het recht op gezinsleven, waarbij mensen zullen moeten kiezen met welke leden van hun familie zich te verenigen? Het lijkt ons niet uitgesloten.
2. Indieningstermijn verminderd naar 6 maanden voor vluchtelingen (met vrijstelling voor materiële voorwaarden)
Wie internationale bescherming krijgt, heeft momenteel 12 maanden de tijd om een gezinsherenigingsaanvraag in te dienen zonder bijkomende bewijsstukken van inkomen, huisvesting en ziekteverzekering. Voor vluchtelingen wordt die termijn nu gehalveerd tot zes maanden. In theorie klinkt dat werkbaar. In realiteit is het dat niet.
De procedure vereist het verzamelen, vertalen en legaliseren van documenten, het vastleggen van een afspraak bij vaak overbelaste diplomatieke posten, én reizen door conflictgebieden. (In ons memorandum voor 2024 beschreven we deze hindernissen in detail.) Veel gezinnen slagen er amper in om hun aanvraag binnen een jaar af te ronden. Een termijn van zes maanden – of zelfs drie, sinds de wet van 10.03.2024 – is voor velen simpelweg onhaalbaar.
Wij pleiten er dan ook voor dat de wet alternatieve indieningswijzen toelaat, zoals digitale aanvraagprocedures of indiening vanuit België door hier verblijvende familieleden. De straf voor laattijdige indiening? Jarenlange wachttijd of een definitieve weigering.
3. Wachttermijn voor subsidiair beschermden
Mensen die subsidiaire bescherming kregen – vaak omdat ze vluchtten voor onmenselijke situaties zoals oorlog of systematisch geweld – moeten nu twee jaar wachten voordat ze een gezinsherenigingsprocedure kunnen starten. Zij zullen voortaan ook moeten voldoen aan alle materiële voorwaarden (inkomen, huisvestiging en ziekteverzekering).
Hiermee wordt een discriminerend onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en subsidiair beschermden, terwijl hun noden vaak identiek zijn. Beide groepen hebben hun land moeten ontvluchten en kunnen daar geen normaal gezinsleven opbouwen. Beide verdienen gelijke bescherming, en dus ook gelijke toegang tot hun gezin.
Die ongelijke behandeling wordt des te problematischer in het licht van de duidelijke wil van de nieuwe regering om aan verzoekers om internationale bescherming vaker subsidiaire bescherming toe te kennen in plaats van de vluchtelingenstatus.