De geplande hervorming van het Europese asielstelsel lijkt erop uit om elke toegang te verhinderen en mensen die bescherming nodig hebben in de grenslanden vast te houden terwijl hun beschermingsaanvragen worden behandeld om zo een snelle terugkeer af te dwingen. Maar om dat laatste zo menselijk mogelijk te kunnen organiseren, heb je ook akkoorden met derde landen nodig. En die ontbreken, ook in het pact, waardoor het risico op massale detentie reëel wordt.
Dit is bijzonder zorgwekkend. Scenario’s van overvolle kampen aan de buitengrenzen van de EU zijn allang niet meer uit de lucht gegrepen, want we kennen ze: zie de mensonterende opvang op de Griekse eilanden. En die praktijk willen we nu ook institutionaliseren?
Via een verkorte procedure aan de buitengrenzen (voor mensen komende uit landen met een lagere beschermingsgraad dan 20%) zou op twaalf weken tijd een onderscheid worden gemaakt tussen “echte” en “onechte” vluchtelingen. Deze korte proceduretijd roept serieuze vragen op, onder andere over de mogelijkheid om een grondige individuele beoordeling van elk verzoek tot internationale bescherming te garanderen. Vandaag duurt zo’n beoordeling maanden, soms jaren – hoe willen we dat nu plots klaarspelen op enkele weken tijd? Die garantie vinden we niet terug in het akkoord.
Wanneer men beslist om de procedures zowel te verstrengen als in te korten, is de nood aan kwalitatieve, juridische vertegenwoordiging des te groter. Ook daar knelt het schoentje. Mensen zullen aan de buitengrenzen van Europa hun asielprocedure doorlopen. Daar hebben ze tijdens hun procedure wel recht op kosteloze informatie over juridische en procedurele aspecten, maar niet per se op rechtsbijstand en vertegenwoordiging. En zelfs wanneer men deze rechten op papier wel heeft, betekent dit zeker niet altijd dat mensen in de praktijk ook toegang hebben tot deze rechten.