In augustus kwamen Justin Malis en zijn dorp onder vuur tijdens het aanhoudende conflict in Zuid-Soedan. Na de moorden wist Justin dat het tijd was om zijn familie te redden. Nog dezelfde dag zette hij vijftig leden van zijn grote familie (onder wie baby Flora, op de foto) op een vrachtwagen en trok hij zuidwaarts, naar de Oegandese grens.
Er was weinig tijd om hun spullen bijeen te zoeken. En wat ze hadden, verloren ze onderweg. Toen ze uiteindelijk aankwamen in Bidi Bidi vluchtelingenkamp, 40 kilometer in het Oegandese binnenland, hadden ze niets. Nu hebben ze een eenvoudig huis, een stuk land om voedsel te kweken, en het allerbelangrijkste, veiligheid.
“In Gimono werden alle huizen platgebrand door overheidssoldaten. Zelfs het voedsel in de huizen werd verbrand. Ze kwamen aan en begonnen te schieten. Ze doodden drie mensen. Ik was zo bang.”
Justin en zijn familie ontsnapten aan een van de meest hopeloze, door oorlog verscheurde plaatsen ter wereld. Zuid-Soedan is ‘s werelds jongste natie, nog maar zes jaar onafhankelijk, toch is het een sterk gemilitariseerde staat, geteisterd door een dodelijke politieke machtsstrijd.
In juli 2016 flakkerde het geweld opnieuw op in de hoofdstad Juba. Zo werd een fragiel vredesakkoord gebroken. Het geweld verspreidde zich snel naar omliggende gebieden. Rivaliserende milities trokken door het platteland, waar ze de bevolking terroriseerden en lukraak doodden. Wie het overleefde, getuigt van massale gruweldaden.
Er zijn momenteel 1,83 miljoen Zuid-Soedanezen die, zoals Justin en zijn familie, gevlucht zijn voor hun leven. “Ik weet niet wanneer we naar Zuid-Soedan zullen kunnen terugkeren,” mijmert Justin, terwijl hij Flora stevig vasthoudt.